Mijn uitsluiting als leraar in de gevangenissen: een levenslange straf ? Open brief aan de minister van justitie, Koen Geens


Brussel 16 september 2018 

Mijnheer de minister,

Ik schrijf u naar aanleiding van de start van het nieuwe schooljaar. Een jaar van verkiezingen. Een jaar ook van een nieuw debat over de bouw van de mega-gevangenis in Haren en over het justitiebeleid in het algemeen.  

Voor het tiende jaar op rij zal ik ook dit jaar niet aan de slag kunnen als leraar in de gevangenissen. Net zoals ik ook de voorbije tien jaar geen recht had om een gedetineerde te bezoeken in een Belgische gevangenis. Dat leidde tot kafkaiaanse toestanden: zo gaven de Nederlandse autoriteiten me de toelating om een Belgische gevangene te bezoeken in het Nederlandse Vught, maar kreeg ik die toelating niet om diezelfde gedetineerde te bezoeken in de gevangenis van Brugge. Een vrouwelijke gedetineerde kon ik niet bezoeken in de gevangenis van Berkendael, maar wel in het psychiatrisch centrum, waarin ze na een jaar detentie werd opgesloten. Het dubbele verbod – geen lesgeven en geen bezoeken - werd mij opgelegd in 2008 en, ondanks de beslissingen van het gerecht, is het sinds tien jaar nog altijd van kracht. Langs deze brief, wil ik u vragen om dit illegaal verbod op te heffen.

De feiten


 Sta me toe de feiten van tien jaar geleden op een rij te zetten.
Op 3 augustus 2008 liet het directoraat-generaal van de Penitentiaire Inrichtingen me weten dat mij de toegang werd ontzegd tot alle gevangenissen in België. Om ‘veiligheidsredenen’. Het was in die periode niet mogelijk om te weten te komen waarover het ging. Want, zo zei het directoraat-generaal, het ging om “de nationale veiligheid, de nationale verdediging en de openbare orde” en daarom moest er geen verdere uitleg gegeven worden. Nu ben ik wel het een en ander gewoon, maar van zo’n beschuldiging ga je toch even onderuit en je verwacht je aan een proces voor hoogverraad aan het vaderland. Zelfs mijn advocaten kregen geen toegang tot het geheel van mijn persoonlijk dossier. Waarom klaag je vroegen sommigen me: je mag geen enkele gevangenis meer binnen, ik zou met je willen ruilen. Het zou inderdaad allemaal om te lachen zijn, als ik er mijn werk en de mogelijkheid om gedetineerden te bezoeken niet door verloren was.   

Eén van uw voorgangers op het ministerie van justitie en lid van uw partij, Stefaan De Clerck, heeft mijn uitsluiting verdedigd in de commissie Justitie van het parlement. Op 6 oktober 2009 antwoordde hij op een interpellatie van Zoé Genot van Ecolo : “Het uitvaardigen van een toegangsverbod voor alle gevangenissen is een weloverwogen beslissing die voorwerp uitmaakt van een nauwgezet onderzoek van het geheel van het dossier. Een dergelijke maatregel is uitzonderlijk en wordt alleen maar om ernstige redenen genomen. De uitsluiting om veiligheidsredenen wordt genomen op basis van een appreciatie van het gehele dossier van de persoon en volstaan op zich om een uitsluiting te rechtvaardigen...”
Een verklaring een politiestaat waardig.
U kent wellicht Rik van Cauwelaert, die toen in Knack schreef : “Het beroepsverbod tegen Luk Vervaet, uitgesproken op grond van geheim gehouden elementen, komt neer op een regelrechte afrekening en op de broodroof van een man die de afgelopen jaren geen geheim maakte van de mensonwaardige omstandigheden die hij in de Belgische gevangenissen onder ogen kreeg... Alleen schurkenstaten bedienen zich nog van de staatsraison om andersdenkenden het zwijgen op te leggen”.

Mijn uitsluiting gebeurde niet op basis van mijn werk als leraar. Daarover is nooit een opmerking gemaakt. Maanden later bleek dat een rapport van de Staatsveiligheid over mijn politieke opinies en activiteiten aan de basis lag van mijn ontslag.[1] Samengevat komt dit rapport hierop neer: Vervaet is een linkse militant, die contacten onderhoudt met politieke activisten als Nordine Saïdi en Dyab Abou Jahjah. Hij is tegen Israël en pro-Palestijns. Hij verzet zich tegen de antiterrorisme-wetgeving, verdedigde Bahar Kimyongür en kant zich tegen de uitlevering van Nizar Trabelsi aan de Verenigde Staten.  

Met mijn advocaten ben ik aan een jarenlange strijd voor de rechtbank begonnen om mijn uitsluiting ongedaan te maken. Tot twee keer toe beval een rechtbank in kortgeding de gevangenisautoriteiten om met mij een gesprek aan te gaan. Ik heb stappen ondernomen om tot zo’n gesprek te komen, ik schreef zelfs een open brief aan Stefaan De Clerck om hem een onderhoud te vragen[2]. Geen antwoord.   

Op 22 juni 2011, annuleerde de Raad van State mijn uitsluiting[3]. “Raad van State vernietigt beroepsverbod voor leraar gedetineerden”.[4]Gevangenisleraar mag weer werken”.[5] Het waren enkele van de titels in de persartikels van toen.
Maar er veranderde opnieuw niets. De uitsluiting bleef gehandhaafd.

Mijnheer de minister,
Ik ga niet opnieuw antwoorden op de politieke fichering door de Staatsveiligheid. Ik heb dit in het verleden al meermaals gedaan. Ik wil u twee bedenkingen voorleggen.  

De eerste gaat over het recht, dat u kent als gaan ander. Noch op het ogenblik van mijn uitsluiting, noch gedurende de afgelopen tien jaar, heeft de politie of het gerecht mij beschuldigd van iets. Nooit. Niets. Het gaat enkel over mijn opinies. Enkel over een “profiel” dat verdenking, en dus uitsluiting, zou rechtvaardigen. Maar mag men iemand verbannen, zonder feiten ten laste, enkel op basis van een “verdenking”? Waar zijn dan de rechtstaat, de vrijheid van meningsuiting, de mensenrechten, de rechten van de verdediging…, al die heilige principes waar we zo mee uitpakken en die we exporteren in de hele wereld? En als een beslissing van de Raad van State een einde maakt aan een onwettelijke beslissing, mogen de verantwoordelijken voor de gevangenissen die beslissing dan zomaar naast zich neerleggen?  Als ik alle, vaak dramatische, gebeurtenissen in en rond de gevangenissen in ons land van de afgelopen tien jaar overloop, kan u me dan zeggen waartoe mijn uitsluiting heeft gediend? In Guantanamo kan men mensen onbeperkt in de gevangenis houden zonder beschuldiging, zonder proces. Ik hoop dat u een einde maakt aan de Belgische praktijken die zich hierop inspireren.        

Schild en Vrienden en ik

Mijn tweede bedenking gaat over het contrast tussen het hardnekkig speurwerk van de Staatsveiligheid dat leidde tot mijn afdanking, en haar complete afwezigheid in het dossier van Schild en Vrienden.
Wat geldt voor de witte boordcriminaliteit aan de top van de maatschappij, geldt ook voor extreemrechts: als je daar de waarheid wil kennen, dan moet je rekenen op onderzoeksjournalisten. Het gaat duidelijk om twee maten twee gewichten binnen de veiligheidsdiensten. Dat is in heel Europa zo. Ik haalde dat punt al aan naar aanleiding van de massaslachting door Anders B. Breivik en de racistische moorden door de Duitse NSU van Beate Zschäpe. Terwijl fatsoenlijk extreemrechts in de Europese landen zich een ongeziene plaats heeft veroverd in parlementen en regeringen, traint en bewapent fascistisch rechts zich. Politie en veiligheidsdiensten allerhande kijken de andere kant op. Ze jagen op moslimterroristen, op vluchtelingen en op mensen die vluchtelingen herbergen, op radicale milieuactivisten, op mensen die zich kanten tegen antidemocratische wetten en tegen de global war on terror.    
Zo kon ik in De Standaard lezen : “In het meest recente terreurrapport van Europol is van Schild en Vrienden geen sprake”. Schild enVrienden bezoekt Roemenië en heeft een ontmoeting met de Hongaarse premier Viktor Orban?  Leden van Schild en Vrienden volgen een training om wapens te leren hanteren? Een commando van Schild en Vrienden valt aan het Gentse Gravensteen een toegelaten manifestatie voor de vluchtelingen aan? Geen probleem voor de Staatsveiligheid: “Schild en Vrienden werd niet gezien als een direct risico voor de openbare veiligheid… Ook vandaag zijn daar geen elementen voor. Daarom wordt het onderzoek naar de organisatie ook gevoerd door het parket van Gent en niet door het federaal parket”. [6]

In een interview op televisie bent u erg begripvol voor die veiligheidsdiensten: « … Het is niet evident dat zo'n organisatie een bedreiging zou vormen voor de openbare veiligheid als je haar langs de buitenkant bekijkt. Iemand die 2.500 stemmen haalt in de studentenraad in Gent, daar ben je niet onmiddellijk wantrouwig tegenover..."[7] Hier geen kwestie van profiel. Niks verdenking. Het volstaat dat een fascist 2500 stemmen haalt voor een studentenraad om uit het vizier van de veiligheidsdiensten te verdwijnen.      
Ook wat de infiltratie van militanten van extreemrechts in instellingen en partijen betreft, waaronder Schild en Vrienden militant Thomas Maes op de verkiezingslijst van uw partij, bent u erg vergoelijkend: "Ik denk dat het normaal is dat alle politieke partijen al eens een lid of verwijderd lid hebben bij een jongerenbeweging die breed verbreid is. Het belangrijkste is dat de jongeman meteen de juiste conclusies getrokken heeft." Net als de rector van de universiteit van Leuven die de van de Gentse universiteit uitgesloten leider van Schild en Vrienden een tweede kans wil geven: “de rector wil de deur van de KU Leuven niet a priori sluiten voor de man. Door aberrante meningen per definitie uit te sluiten, zou de universiteit zich immers buiten haar maatschappelijke rol plaatsen, zei de rector”.[8]  

Al deze goodwill brengt me tot de vraag: waarom kan u mij niet laten werken als gevangenisleraar, in mijn geval, niet met een aberrante mening, maar met een kritische mening over de gevngenis, het beleid en maatschappelijke en politieke kwesties?  U zou daarbij ook de garantie hebben dat ik, in tegenstelling tot extreemrechts dat systematisch liegt en ontkent, mijn verantwoordelijkheid voor mijn standpunten en acties opneem. Is dat niet de gezonde basis voor echte communicatie en transparantie?

Communicatie ?

Ik kan deze brief niet afsluiten zonder iets te zeggen over die communicatie en transparantie, of beter, over het gebrek daaraan in uw ministerie. In oktober 2013, toen u minister van financiën werd, schreven journalisten “Geens communiceert als geen ander”. “Geens blijft vriendelijk, niet-gecrispeerd wat je hem ook vraagt. En hij is rustig. Hij heeft zijn zaken dan ook onder controle – hij studeert hard, staat vroeg op, gaat laat slapen. En hij heeft een mooie, warme stem.” “Hij is een faire man. Hij antwoordt altijd. Bij sommige politici moet je een ambetante vraag soms drie of vier keer – ietwat anders geformuleerd – herhalen. Bij hem niet”. [9] Open, direct, zacht, spontaan, authentiek ... Het kon niet op. Toen u twee jaar later minister van justitie was, was u te zien in een promotiefilmpje voor een heldere communicatie. Radio 1 kende u het label « Heerlijk Helder » toe in maart 2015. Niet, zo zei Jan Hautekiet, “omdat zijn departement uitblinkt in heldere communicatie, wel omdat hij zélf doorgaans klare taal spreekt.”[10] 
Ik was erg sceptisch over dat soort positieve signalen van hogerhand. Ervaringen in het verleden hadden me gewoon gemaakt aan non-communicatie en botte weigering tot dialoog vanwege het ministerie van justitie. Toen een vroegere bewaker uit de gevangenis van Sint-Gillis me zei dat hij u persoonlijk kende, dat mijn uitsluiting uit de gevangenissen met u bespreekbaar was, heb ik naar hem geluisterd, maar meer ook niet.   

Maar toen een journaliste van Humo me een tijdje later meedeelde dat u bereid was om voor het blad met mij in debat te gaan over de maxi-gevangenis in Haren, was ik eerlijk verrast. Ik begon me voor te houden dat uw manier van communiceren en uw taalgebruik dan toch geen façade was. Dat u als professor aan de universiteit, advocaat en Master of Laws aan de universiteit van Harvard een einde ging stellen aan de systematische weigering tot dialoog.  

Tot op het moment dat die afspraak moest plaatsvinden. We hadden rendez-vous op uw kabinet op maandag 29 juni 2015, om 17 uur. Die afspraak was bevestigd en  herbevestigd, tien dagen tevoren. Maar op die bewuste maandagmorgen liet u een van uw medewerkers telefoneren naar de Humo-journaliste. Om haar te zeggen dat « Mijnheer Vervaet niet welkom is op het kabinet ». « Hij moet zich hier niet aanbieden, het interview moet zonder hem plaatsvinden ».
Ik vroeg me toen af hoe de zaken in hun werk gaan op uw ministerie. Had u op die bewuste maandagmorgen een briefing over uw agenda, waarop een medewerker u een nota van de Staatsveiligheid overhandigde, die u afraadde met mij een debat aan te gaan?

 

 Het artikel in Humo werd uiteindelijk gepubliceerd op 7 juli 2015 onder de vorm van een interview dat er geen was. Met u, met gevangenisdirecteur Hans Claus, en mezelf. Dat interview kan men nog altijd lezen op uw website. Het is veelzeggend. Er staat dat geen van de drie geïnterviewden aan tafel wou gaan zitten met de twee anderen. Wat mezelf betreft: ik was meer dan bereid. Dat was ook zo voor Hans Claus, die een interview met drie perfect vond, maar, zegt hij, “de administrateur-generaal van de gevangenissen Hans Meurisse wil niet dat ik Vervaet ontmoet”. Blijft er maar één weigeraar over en dat bent u.  In het artikel wordt die weigering als volgt verantwoord: « Een gevoelige kwestie, zegt Geens over het gevangenisverbod van Vervaet ». Mijnheer de minister, wat betekent, in klaar en helder taalgebruik, het woord « gevoelig”? U had, in een goede communicatiestrategie, ook nog de mogelijkheid om te zeggen dat het interview alleen over Haren moest gaan en niet over mijn uitsluiting. Eerlijk, begrijpt u dat zo’n spektakel om een interview te weigeren, gewoon onnozel is?

Maar misschien wordt alles duidelijker als men het interview leest. Ik realiseer me dan dat u, sinds u uw functie als minister van justitie opnam, nooit afstand hebt genomen van de praktijken van het verleden. In het interview zegt u meerdere keren: “Ik handel in continuïteit”. En ook dat u “loyaal” wil zijn ten opzichte van uw voorgangers. Welke voorgangers, vraag ik me dan af. In vijftien jaar tijd hebben we welgeteld zeven ministers van Justitie gehad. Een gemiddelde van een minister elke twee jaar. Van 2000 tot 2015 waren er achtereenvolgens Marc Verwilghen (VLD), Laurette Onkelinx (PS), Jo Vandeurzen (CD&V), Stefaan De Clerck (CD&V), Annemie Turtelboom (Open VLD), Maggie De Block (Open VLD) et u.

Om de bouw van de maxi-gevangenis in Haren te rechtvaardigen, zegt u dat het gaat om continuïteit. Over welke continuïteit gaat het? Over de wet Dupont, die de rechten van de gedetineerden moest vastleggen, een werk dat begonnen is op vraag van Stefaan De Clerck in 1995, gestemd in 2005, en waarvan de uitvoering nog steeds op zich laat wachten? Over de waanzinnige bouwwoede van Mevrouw Turtelboom? Over de nota van Stefaan De Clerck in 1995, waarin hij ons minder gevangenissen belooft, om daarna een van de grote pleitbezorgers te worden van het Masterplan voor de bouw van nieuwe gevangenissen van Jo Van Deurzen? De echte continuïteit bevindt zich blijkbaar in het staatsapparaat. Dat is het enige dat continu en stabiel blijft, wat ook de uitslag van de verkiezingen is. Die machine zet haar weg voort, ontmantelt stap voor stap de sociale rol van de staat, vergroot de ongelijkheden en verhardt de bestraffing van de armen door opsluiting, uitwijzing en de bouw van nieuwe gevangenissen.  

Op het ogenblik waarop ik deze lijnen schrijf, valt het bericht dat de twee experts die al drie jaar werken op het herschrijven van het Strafwetboek de handdoek in de ring gooien. Rechter Damien Vandermeersch, advocaat-generaal bij  het hof van cassatie en professor strafrecht aan de UCL en Saint Louis, en Joëlle Rozie, professor aan de universiteit van Antwerpen, protesteren op die manier tegen “de continuïteit” : “Wat de regering wil doen, brengt de fundamenten in gevaar van de hervorming die wij hadden uitgetekend. Die drang naar meer repressie is wat ons betreft angstaanjagend”, verklaarden de experts.[11]
U reageerde op hun beslissing met spijt en u bedankte hen voor het geleverde werk. Maar opnieuw spaart u de kool en de geit en kiest u de kant van de macht: ‘De wijzigingen die de regering aanbracht in de tekst van de experts, zijn beperkt. Maar er blijft een verschil tussen een wetenschappelijk project en een regeringsvoorstel.’
  
Mijnheer de minister, wordt het geen tijd om het roer om te gooien? Een gebaar van uwentwege om mij een onderhoud toe te staan en mijn beroepsverbod ongedaan te maken voor het einde van uw mandaat, zou in elk geval een signaal in de goede richting zijn.  
Met hoogachting,
Luk Vervaet





  





Commentaires

Posts les plus consultés de ce blog

Pourquoi je vote pour la liste Viva Palestina (Liste 30) au parlement bruxellois, le 9 juin 2024

7 octobre 2024, un an de soulèvement du ghetto de Gaza Partie 1. L'apocalypse

Le bâton de Yahya Sinwar