De handdruk van Annemie van Camp, of hoe een vrouw van het volk ons herstelrecht leert
Op 2
januari zond Canvas de documentaire “Oog in oog” van Dirk Leestmans uit. Oog in
Oog, en dus niet Oog om Oog. Het werd een prachtig document. Een les over, maar
vooral in justitie. Over hoe omgaan
met verlies en gemis, met schuld en boete, met straf en vergelding. Een korte
film die het verdient om op alle scholen en universiteiten vertoond te worden. Niet
omdat de documentaire ons doet kennis maken met een soort nieuwe Moeder Theresa.
Maar omdat hij een marginaal aspect van ons rechtssysteem in beeld brengt. En
daarmee ook een visuele kritiek op onze manier om aan recht te doen.
De
achtergrond
Op de
achtergrond, de moord in 2011 op Robert Van Camp, 59 jaar, vader van vier
kinderen, door Ivan Vissers, 40 jaar. De moord heeft alles van een
shakespeareaans drama. De dader heeft een relatie met de ex van zijn
slachtoffer, die, wellicht tegen beter weten in, hoopt de relatie met zijn ex
te kunnen herstellen indien zijn latere moordenaar hem niet in de weg zou
zitten. Het komt tot een treffen tussen de twee mannen wanneer Ivan aan Robert komt
vertellen dat hij wil gaan samenwonen met diens voormalige vrouw. Wanneer de
kinderen ter sprake komen, grijpt Ivan Robert bij de keel. Robert blijft dood
achter. Een week later wordt Ivan Vissers aangehouden en aangeklaagd voor moord.
Hijzelf beweert onschuldig te zijn. “Ik
kon mezelf niet toegeven dat ik zoiets zou gedaan hebben”, zegt hij
achteraf. In de pers kon men toen over hem lezen: “Een vrouwenzot en een leugenaar”. Uiteindelijk zal Ivan op het
proces zijn daad bekennen. In 2013 wordt hij veroordeeld tot 20 jaar
gevangenisstraf.
Na het
proces
Voor de
media en het justitieapparaat eindigt de zaak bij de uitspraak van de straf. Justice has been done. Afgelopen. Op
naar een volgende zaak. En het is precies hier dat de documentaire begint: wat
gebeurt er nà het proces? Hoe gaat het met de familie van het slachtoffer? Hoe
gaat het met de dader?
De
documentaire brengt drie protagonisten in beeld: Tine en Annemie, de twee
zussen van Robert, en Ivan, de dader. Wat eerst opvalt is het gemeenschappelijke.
Er is verdriet bij alle drie. Bij de twee zussen om het onherstelbaar verlies
van hun broer. Bij de dader om wat hij gedaan heeft, en niet gewild heeft. De
rechtbank mag de dader dan wel gestraft hebben, het rouwproces bij de twee
zussen is duidelijk niet voorbij. En zal dat wellicht ook nooit zijn. Van zodra we de periode post-proces
binnentreden wordt het duidelijk dat er iets fundamenteel schort aan onze
manier van justitie bedrijven: alles concentreert zich op de misdaad en op de
dader, alles spitst zich toe op de straf, die moet dienen als de vergelding
voor het kwaad dat is aangericht. Sommige specialisten stellen dat we in de
voorbije jaren een “maatschappelijke
herwaardering van de emotie in de samenleving meemaken die leidt tot een ‘retour
de la victime’, waarbij het slachtoffer opnieuw een bijna sacrale status krijgt."
Ik betwijfel dat. De emotie van de slachtoffers wordt vandaag enkel gebruikt om
een onveranderd gerechtelijk apparaat te voeden en om een publieke opinie nog
meer te radicaliseren. Hetgeen niets te maken heeft met meer zorg voor de
slachtoffers of met aan een andere manier van aan recht doen. Centraal in onze
manier van aan recht doen staan niét: de verregaande, vaak levensverwoestende
gevolgen van een misdaad voor de families, de kinderen, het netwerk van
contacten zowel aan de kant van de slachtoffers als van de dader(s). Onze vorm
van justitie stelt straf centraal en niét de heling, niet het herstel of de
vergeving. In onze opvatting zou dat laatste een misdaad alleen maar
vergoelijken of bagatelliseren, hetgeen in werkelijkheid helemaal niet zo
is.
Elk van de
zussen probeert de dood van hun broer te verwerken, alleen en elk op haar
manier. Wanneer de dader vanuit de gevangenis een brief schrijft aan de familie
waarin hij zijn spijt betuigt en vraagt om een ontmoeting met de familie om hen
dat persoonlijk te kunnen zeggen, scheiden de wegen van de twee zussen zich. De
vraag van de dader komt onverwacht. Als een schok. Het verzoek haalt alle
zekerheden onderuit. Ze maakt dat twee mensen vanuit eenzelfde drama en
verdriet helemaal anders gaan reageren. We kunnen eruit leren dat er, in
tegenstelling tot wat er algemeen beweerd wordt, vanuit de slachtoffers geen
automatisme of matrix bestaat die dwangmatig naar meer wraak en vergelding moeten
leiden. De dader vraagt om sorry te kunnen zeggen tegen de nabestaanden, een
zus gaat erop in, de andere weigert.
Oog om Oog
Tine reageert
zoals het al in Shakespeare’s Macbeth gezegd werd: “What’s done is done and can’t be undone”. Er is met andere woorden
geen weg terug.
“De dader,
zegt ze, koos ervoor om voor God te spelen door mijn broer het leven te
ontnemen. Hij heeft gedaan wat hij
gedaan heeft: wel, leef ermee. Verwacht van mij geen begrip. Niets kan dat
goedpraten, niets, niets, niets. Ook niet ‘Ik heb er spijt van’, dat ook niet.
In mijn ideale wereld bestaat de doodstraf. Want hij leeft sowieso niet meer:
waar hij ook komt, wat hij ook doet, hij zal zich voor de rest van zijn leven
meten verantwoorden. Hij moet nu niet vragen om een gesprek, in zijn plaats zou
ik dat zelfs niet durven voorstellen. Hij ziet zijn kinderen niet? Mijn broer
ziet zijn kinderen ook niet. En zal ze ook nooit meer zien. Begrijpen wat er
gebeurd is of een sorry brengt mijn broer niet terug. Een sorry dient voor zijn dossier, om een
vervroegde vrijlating te bekomen, daarvoor heeft hij iemand nodig, en mijn zus
heeft gebeten”. Ze zegt dit niet zonder pijn en zonder tranen. Maar tegelijk brengt
wat ze zegt, haar duidelijk ook geen verlichting of opluchting of gemoedsrust.
Oog in oog
Annemie
maakt een andere balans op. Ze heeft vrijwel zeker geen criminologie of rechten
gestudeerd. Evenmin bekleedt ze een hoge
post aan een universiteit of in een of ander ministerie. Ze heeft geen Bijbel
of Koran of andere leermeester nodig om haar mening te onderbouwen. En toch vat
wat ze zegt al die wijsheid samen en gidst ze ons naar een vorm van
herstelrecht.
Ze beslist
de uitnodiging aan te nemen. Daar is, zeker in het huidig klimaat, moed voor
nodig van beide kanten: “Contact zoeken met de moordenaar van je broer, daar
moet je knettergek voor zijn, je wordt gezien als een zottin. Als iemand die
haar vermoorde broer verraadt”. Een vorm van moed die van de twee kanten moet
komen: ook de dader heeft zichzelf moeten overwinnen om een brief te schrijven.
Hij wacht bang af wat de reactie zal zijn. En indien ze de uitnodiging
aanvaardt: hoe moet ik haar begroeten, zal ze me een handdruk geven?
Door haar
stap bewerkt Annemie twee dingen.
Vooreerst
wordt ze opnieuw onderwerp en geen voorwerp in deze moordzaak. Ze wordt opnieuw
meester in een zaak waarin ze als zus van het slachtoffer betrokken partij is. Die
zaak is haar, net als de andere betrokkenen, uit handen genomen door het
gerechtelijk apparaat. Zoals de bekende criminoloog Nils Christie stelde in
zijn tekst ‘Conflicts as property’: “De formele handelingen van het gerecht zijn
‘non-happenings’, ‘non-events’.. Conflicten worden uit de handen genomen van de
direct betrokken partijen. Ze worden eigendom van anderen”.
Annemie zegt het
niet anders: “Ik had gedacht dat het proces loutering zou brengen. Na zijn
bekentenis en veroordeling dacht ik: ja, dat is wat ik moest hebben. Nu kunnen
we voort. Maar dat was dus niet het geval. Als slachtoffer word je teveel
betutteld en wordt veel in jouw plaats beslist. Alles is voorgekauwd. Ge moogt
niets zeggen. Je wordt een toeschouwer.” Ook de dader voelt het zo : “Een ‘sorry’ op de
rechtbank klinkt niet echt maar altijd alsof je wel verplicht bent om dat te
zeggen”.
Vanuit dit gevoel gaan ze beiden een vorm van restoritative justice of
herstelrecht in praktijk brengen. Barb Toews en Howard Zehr, twee architecten
van dit herstelrecht, stellen dat een misdaad maar tenvolle kan begrepen worden
door middel van een actieve dialoog en dat er maar sprake kan zijn van
betekenisvolle gerechtigheid als ze voortkomt vanuit het verhaal van zowel dader
als slachtoffer.
Annemie
vertelt het zo: “Ik wilde zijn verhaal horen. Toen ik met hem kon spreken was
hij beschaamd, hij had een heel andere houding dan op het proces. Ik plaats hem
niet op een voetstuk. Maar ik ben dankbaar dat hij die stap gezet heeft. Ik
moet niet met wraak verbittering en woede blijven zitten. Er werd mij niet
gevraagd om hem te vergeven. Die vergeving kwam van mij. Vergeven ja. Vergeten,
nooit. Ik zal nooit vergeten wat er gebeurd is, maar ik gun je een kans. Door
het contact, krijg ik mijn broer voor een deel terug. Stel dat het omgekeerd was
geweest en dat mijn broer hier zou zitten. Dan zou ik graag hebben dat iemand
hem een bezoek zou brengen.”
Tot slot.
De bemiddeling tussen Ivan en Annemie verliep via de tussenkomst van de organisatie Moderator Forum voor herstelrecht en bemiddeling www.moderator.be . In 2005 brachten ze een boek uit, onder de noemer Waarom? Slachtoffer dader bemiddeling in Vlaanderen (http://moderator.be/boek/). .
Tot slot.
De bemiddeling tussen Ivan en Annemie verliep via de tussenkomst van de organisatie Moderator Forum voor herstelrecht en bemiddeling www.moderator.be . In 2005 brachten ze een boek uit, onder de noemer Waarom? Slachtoffer dader bemiddeling in Vlaanderen (http://moderator.be/boek/). .
Voor
verdere lectuur rond het onderwerp van herstelrecht is er aan Franstalige kant het werk van
Jean-Marc Mahy en Jean-Pierre Malmendier : Après le meurtre Revivre, Editions
Couleur Livres 2012 (site : http://www.re-vivre.be/
).
In het Engels is een
aanrader: Wildflowers in the Median, A Restorative Journey into Healing, Justice
and Joy van Agnes Furey and Leonard Scovens, www.iuniverse.com,
2012.
Commentaires