Mijn uitsluiting als leraar in de gevangenissen: een levenslange straf ? Open brief aan de minister van justitie, Koen Geens
Ik schrijf u naar aanleiding van de start van het nieuwe schooljaar. Een
jaar van verkiezingen. Een jaar ook van een nieuw debat over de bouw van de
mega-gevangenis in Haren en over het justitiebeleid in het algemeen.
Voor het tiende jaar op rij zal ik ook dit jaar niet aan de slag kunnen
als leraar in de gevangenissen. Net zoals ik ook de voorbije tien jaar geen recht
had om een gedetineerde te bezoeken in een Belgische gevangenis. Dat leidde tot
kafkaiaanse toestanden: zo gaven de Nederlandse autoriteiten me de toelating om
een Belgische gevangene te bezoeken in het Nederlandse Vught, maar kreeg ik die
toelating niet om diezelfde gedetineerde te bezoeken in de gevangenis van Brugge.
Een vrouwelijke gedetineerde kon ik niet bezoeken in de gevangenis van
Berkendael, maar wel in het psychiatrisch centrum, waarin ze na een jaar
detentie werd opgesloten. Het dubbele verbod – geen lesgeven en geen bezoeken -
werd mij opgelegd in 2008 en, ondanks de beslissingen van het gerecht, is het sinds
tien jaar nog altijd van kracht. Langs deze brief, wil ik u vragen om dit
illegaal verbod op te heffen.
De feiten
Op 3 augustus 2008 liet het directoraat-generaal van de Penitentiaire
Inrichtingen me weten dat mij de toegang werd ontzegd tot alle gevangenissen in
België. Om ‘veiligheidsredenen’. Het was in die periode niet mogelijk om te
weten te komen waarover het ging. Want, zo zei het directoraat-generaal, het
ging om “de nationale veiligheid, de nationale verdediging en de openbare orde”
en daarom moest er geen verdere uitleg gegeven worden. Nu ben ik wel het een en
ander gewoon, maar van zo’n beschuldiging ga je toch even onderuit en je
verwacht je aan een proces voor hoogverraad aan het vaderland. Zelfs mijn
advocaten kregen geen toegang tot het geheel van mijn persoonlijk dossier.
Waarom klaag je vroegen sommigen me: je mag geen enkele gevangenis meer binnen,
ik zou met je willen ruilen. Het zou inderdaad allemaal om te lachen zijn, als
ik er mijn werk en de mogelijkheid om gedetineerden te bezoeken niet door verloren
was.
Eén van uw voorgangers op het ministerie van justitie en lid van uw
partij, Stefaan De Clerck, heeft mijn uitsluiting verdedigd in de commissie
Justitie van het parlement. Op 6 oktober 2009 antwoordde hij op een
interpellatie van Zoé Genot van Ecolo : “Het uitvaardigen van een toegangsverbod voor alle gevangenissen is een
weloverwogen beslissing die voorwerp uitmaakt van een nauwgezet onderzoek van
het geheel van het dossier. Een dergelijke maatregel is uitzonderlijk en wordt
alleen maar om ernstige redenen genomen. De uitsluiting om veiligheidsredenen
wordt genomen op basis van een appreciatie van het gehele dossier van de
persoon en volstaan op zich om een uitsluiting te rechtvaardigen...”
Een verklaring een politiestaat waardig.
U kent wellicht Rik van Cauwelaert, die toen in Knack schreef : “Het beroepsverbod tegen Luk Vervaet,
uitgesproken op grond van geheim gehouden elementen, komt neer op een
regelrechte afrekening en op de broodroof van een man die de afgelopen jaren
geen geheim maakte van de mensonwaardige omstandigheden die hij in de Belgische
gevangenissen onder ogen kreeg... Alleen schurkenstaten bedienen zich nog van
de staatsraison om andersdenkenden het zwijgen op te leggen”.
Mijn uitsluiting gebeurde niet op basis van mijn werk als leraar. Daarover
is nooit een opmerking gemaakt. Maanden later bleek dat een rapport van de
Staatsveiligheid over mijn politieke opinies en activiteiten aan de basis lag van
mijn ontslag.[1]
Samengevat komt dit rapport hierop neer: Vervaet is een linkse militant, die
contacten onderhoudt met politieke activisten als Nordine Saïdi en Dyab Abou
Jahjah. Hij is tegen Israël en pro-Palestijns. Hij verzet zich tegen de
antiterrorisme-wetgeving, verdedigde Bahar Kimyongür en kant zich tegen de
uitlevering van Nizar Trabelsi aan de Verenigde Staten.
Met mijn advocaten ben ik aan een jarenlange strijd voor de rechtbank
begonnen om mijn uitsluiting ongedaan te maken. Tot twee keer toe beval een
rechtbank in kortgeding de gevangenisautoriteiten om met mij een gesprek aan te
gaan. Ik heb stappen ondernomen om tot zo’n gesprek te komen, ik schreef zelfs
een open brief aan Stefaan De Clerck om hem een onderhoud te vragen[2]. Geen
antwoord.
Op 22 juni 2011, annuleerde de Raad van State mijn uitsluiting[3]. “Raad van State vernietigt beroepsverbod voor
leraar gedetineerden”.[4] “Gevangenisleraar mag weer werken”.[5] Het waren enkele van de titels
in de persartikels van toen.
Maar er veranderde opnieuw niets. De uitsluiting bleef gehandhaafd.
Mijnheer de minister,
Ik ga niet opnieuw antwoorden op de politieke fichering door de
Staatsveiligheid. Ik heb dit in het verleden al meermaals gedaan. Ik wil u twee
bedenkingen voorleggen.
De eerste gaat over het recht, dat u kent als gaan ander. Noch op het ogenblik
van mijn uitsluiting, noch gedurende de afgelopen tien jaar, heeft de politie
of het gerecht mij beschuldigd van iets. Nooit. Niets. Het gaat enkel over mijn
opinies. Enkel over een “profiel” dat verdenking, en dus uitsluiting, zou
rechtvaardigen. Maar mag men iemand verbannen, zonder feiten ten laste, enkel
op basis van een “verdenking”? Waar zijn dan de rechtstaat, de vrijheid van
meningsuiting, de mensenrechten, de rechten van de verdediging…, al die heilige
principes waar we zo mee uitpakken en die we exporteren in de hele wereld? En
als een beslissing van de Raad van State een einde maakt aan een onwettelijke
beslissing, mogen de verantwoordelijken voor de gevangenissen die beslissing dan
zomaar naast zich neerleggen? Als ik alle,
vaak dramatische, gebeurtenissen in en rond de gevangenissen in ons land van de
afgelopen tien jaar overloop, kan u me dan zeggen waartoe mijn uitsluiting
heeft gediend? In Guantanamo kan men mensen onbeperkt in de gevangenis houden
zonder beschuldiging, zonder proces. Ik hoop dat u een einde maakt aan de
Belgische praktijken die zich hierop inspireren.
Schild en Vrienden en ik
Mijn tweede bedenking gaat over het contrast tussen het hardnekkig speurwerk
van de Staatsveiligheid dat leidde tot mijn afdanking, en haar complete
afwezigheid in het dossier van Schild en Vrienden.
Wat geldt voor de witte boordcriminaliteit aan de top van de
maatschappij, geldt ook voor extreemrechts: als je daar de waarheid wil kennen,
dan moet je rekenen op onderzoeksjournalisten. Het gaat duidelijk om twee maten
twee gewichten binnen de veiligheidsdiensten. Dat is in heel Europa zo. Ik haalde
dat punt al aan naar aanleiding van de massaslachting door Anders B. Breivik en
de racistische moorden door de Duitse NSU van Beate Zschäpe. Terwijl fatsoenlijk
extreemrechts in de Europese landen zich een ongeziene plaats heeft veroverd in
parlementen en regeringen, traint en bewapent fascistisch rechts zich. Politie
en veiligheidsdiensten allerhande kijken de andere kant op. Ze jagen op moslimterroristen,
op vluchtelingen en op mensen die vluchtelingen herbergen, op radicale milieuactivisten,
op mensen die zich kanten tegen antidemocratische wetten en tegen de global war
on terror.
Zo kon ik in De Standaard lezen : “In het meest recente terreurrapport van Europol is van Schild en Vrienden geen sprake”. Schild enVrienden bezoekt Roemenië en heeft een ontmoeting
met de Hongaarse premier Viktor Orban? Leden
van Schild en Vrienden volgen een training om wapens te leren hanteren? Een
commando van Schild en Vrienden valt aan het Gentse Gravensteen een
toegelaten manifestatie voor de vluchtelingen aan? Geen probleem voor de
Staatsveiligheid: “Schild en Vrienden
werd niet gezien als een direct risico voor de openbare veiligheid… Ook vandaag
zijn daar geen elementen voor. Daarom wordt het onderzoek naar de organisatie
ook gevoerd door het parket van Gent en niet door het federaal parket”.
[6]
In een interview op televisie bent u erg begripvol voor die
veiligheidsdiensten: « … Het is niet
evident dat zo'n organisatie een bedreiging zou vormen voor de openbare
veiligheid als je haar langs de buitenkant bekijkt. Iemand die 2.500 stemmen
haalt in de studentenraad in Gent, daar ben je niet onmiddellijk wantrouwig
tegenover..."[7] Hier geen kwestie van profiel. Niks verdenking. Het volstaat dat een
fascist 2500 stemmen haalt voor een studentenraad om uit het vizier van de
veiligheidsdiensten te verdwijnen.
Ook wat de infiltratie van militanten van extreemrechts in instellingen
en partijen betreft, waaronder Schild en Vrienden militant Thomas Maes op de
verkiezingslijst van uw partij, bent u erg vergoelijkend: "Ik denk dat het normaal is dat alle
politieke partijen al eens een lid of verwijderd lid hebben bij een
jongerenbeweging die breed verbreid is. Het belangrijkste is dat de jongeman
meteen de juiste conclusies getrokken heeft." Net als de rector van de
universiteit van Leuven die de van de Gentse universiteit uitgesloten leider
van Schild en Vrienden een tweede kans wil geven: “de rector wil de deur van de KU Leuven niet a priori sluiten voor de
man. Door aberrante meningen per definitie uit te sluiten, zou de universiteit
zich immers buiten haar maatschappelijke rol plaatsen, zei de rector”.[8]
Al deze goodwill brengt me tot de vraag: waarom kan u mij niet laten
werken als gevangenisleraar, in mijn geval, niet met een aberrante mening, maar
met een kritische mening over de gevngenis, het beleid en maatschappelijke en politieke kwesties? U zou
daarbij ook de garantie hebben dat ik, in tegenstelling tot extreemrechts dat systematisch
liegt en ontkent, mijn verantwoordelijkheid voor mijn standpunten en acties opneem.
Is dat niet de gezonde basis voor echte communicatie en transparantie?
Communicatie
?
Ik kan deze brief niet afsluiten zonder iets te zeggen over die communicatie
en transparantie, of beter, over het gebrek daaraan in uw ministerie. In oktober
2013, toen u minister van financiën werd, schreven journalisten “Geens communiceert als geen ander”. “Geens
blijft vriendelijk, niet-gecrispeerd wat je hem ook vraagt. En hij is rustig.
Hij heeft zijn zaken dan ook onder controle – hij studeert hard, staat vroeg
op, gaat laat slapen. En hij heeft een mooie, warme stem.” “Hij is een faire
man. Hij antwoordt altijd. Bij sommige politici moet je een ambetante vraag
soms drie of vier keer – ietwat anders geformuleerd – herhalen. Bij hem niet”.
[9] Open, direct, zacht, spontaan, authentiek ... Het kon niet op. Toen u twee jaar later minister van
justitie was, was u te zien in een promotiefilmpje voor een heldere
communicatie. Radio 1 kende u het label « Heerlijk Helder » toe in maart 2015. Niet, zo zei Jan
Hautekiet, “omdat zijn departement
uitblinkt in heldere communicatie, wel omdat hij zélf doorgaans klare taal
spreekt.”[10]
Ik was erg sceptisch over dat soort positieve signalen van hogerhand. Ervaringen
in het verleden hadden me gewoon gemaakt aan non-communicatie en botte weigering
tot dialoog vanwege het ministerie van justitie. Toen een vroegere bewaker uit
de gevangenis van Sint-Gillis me zei dat hij u persoonlijk kende, dat mijn
uitsluiting uit de gevangenissen met u bespreekbaar was, heb ik naar hem
geluisterd, maar meer ook niet.
Maar toen een journaliste van Humo me een tijdje later meedeelde dat u
bereid was om voor het blad met mij in debat te gaan over de maxi-gevangenis in
Haren, was ik eerlijk verrast. Ik begon me voor te houden dat uw manier van
communiceren en uw taalgebruik dan toch geen façade was. Dat u als professor
aan de universiteit, advocaat en Master of Laws aan de universiteit van Harvard een
einde ging stellen aan de systematische weigering tot dialoog.
Tot op het moment dat die afspraak moest plaatsvinden. We hadden rendez-vous
op uw kabinet op maandag 29 juni 2015, om 17 uur. Die afspraak was bevestigd en herbevestigd, tien dagen tevoren. Maar op
die bewuste maandagmorgen liet u een van uw medewerkers telefoneren naar de
Humo-journaliste. Om haar te zeggen dat « Mijnheer Vervaet niet welkom is op het kabinet ». « Hij moet zich hier niet aanbieden, het interview
moet zonder hem plaatsvinden ».
Ik vroeg me toen af hoe de zaken in hun werk gaan op uw ministerie. Had
u op die bewuste maandagmorgen een briefing over uw agenda, waarop een medewerker
u een nota van de Staatsveiligheid overhandigde, die u afraadde met mij een debat
aan te gaan?
Maar misschien wordt alles duidelijker als men het interview leest. Ik
realiseer me dan dat u, sinds u uw functie als minister van justitie opnam, nooit
afstand hebt genomen van de praktijken van het verleden. In het interview zegt
u meerdere keren: “Ik handel in continuïteit”.
En ook dat u “loyaal” wil zijn ten
opzichte van uw voorgangers. Welke voorgangers, vraag ik me dan af. In vijftien
jaar tijd hebben we welgeteld zeven ministers van Justitie gehad. Een gemiddelde
van een minister elke twee jaar. Van 2000 tot 2015 waren er achtereenvolgens Marc
Verwilghen (VLD), Laurette Onkelinx (PS), Jo Vandeurzen (CD&V), Stefaan De
Clerck (CD&V), Annemie Turtelboom (Open VLD), Maggie De Block (Open VLD) et
u.
Om de bouw van de maxi-gevangenis in Haren te rechtvaardigen, zegt u dat
het gaat om continuïteit. Over welke continuïteit gaat het? Over de wet
Dupont, die de rechten van de gedetineerden moest vastleggen, een werk dat
begonnen is op vraag van Stefaan De Clerck in 1995, gestemd in 2005, en waarvan de uitvoering nog steeds op zich laat wachten? Over de waanzinnige bouwwoede van Mevrouw
Turtelboom? Over de nota van Stefaan De Clerck in 1995, waarin hij ons minder
gevangenissen belooft, om daarna een van de grote pleitbezorgers te worden van
het Masterplan voor de bouw van nieuwe gevangenissen van Jo Van Deurzen? De echte
continuïteit bevindt zich blijkbaar in het staatsapparaat. Dat is het enige dat
continu en stabiel blijft, wat ook de uitslag van de verkiezingen is. Die
machine zet haar weg voort, ontmantelt stap voor stap de sociale rol van de
staat, vergroot de ongelijkheden en verhardt de bestraffing van de armen door
opsluiting, uitwijzing en de bouw van nieuwe gevangenissen.
Op het ogenblik waarop ik deze lijnen schrijf, valt het bericht dat de
twee experts die al drie jaar werken op het herschrijven van het Strafwetboek de handdoek in de ring gooien. Rechter Damien Vandermeersch, advocaat-generaal bij
het hof van cassatie en professor strafrecht
aan de UCL en Saint Louis, en Joëlle Rozie, professor aan de universiteit van
Antwerpen, protesteren op die manier tegen “de continuïteit” : “Wat de regering wil doen, brengt de
fundamenten in gevaar van de hervorming die wij hadden uitgetekend. Die drang
naar meer repressie is wat ons betreft angstaanjagend”, verklaarden de
experts.[11]
U reageerde op hun beslissing met spijt en u bedankte hen voor het
geleverde werk. Maar opnieuw spaart u de kool en de geit en kiest u de kant van
de macht: ‘De wijzigingen die de regering
aanbracht in de tekst van de experts, zijn beperkt. Maar er blijft een verschil
tussen een wetenschappelijk project en een regeringsvoorstel.’
Mijnheer
de minister, wordt het geen tijd om het roer om te gooien? Een gebaar van
uwentwege om mij een onderhoud toe te staan en mijn beroepsverbod ongedaan te
maken voor het einde van uw mandaat, zou in elk geval een signaal in de goede
richting zijn.
Met hoogachting,
Luk Vervaet
Commentaires