DHKP-C proces : Antwerps Hof haalt federaal procureur onderuit.
Na om en bij de veertig zittingen van rechtbanken in Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen, besliste het Hof van Beroep te Antwerpen op 7 februari 2008 de 7 beklaagden van de DHP-C vrij te spreken van de betichting van « bendevorming », « criminele organisatie » en « terroristische organisatie ». Het bezit van wapens en valse documenten, die waren gevonden in een appartement in Knokke op 26 september 1999 en waarmee dit hele proces eigenlijk begonnen was, werd voor 3 van hen bewezen geacht en bestraft volgens de normale Belgische strafwet. Musa Asoglu, Kaya Saz en Fehriye Erdal kregen daarvoor respectievelijk 3 jaar, 21 maand en 2 jaar. Ze kregen alle drie uitstel van de straf voor het deel dat ze nog niet in de gevangenis hebben gezeten, omdat ze « een blanco strafregister hebben » (pag 176 van het arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen). Sukriye Akar, Dursun Karatas, Zerrin Sari en Bahar Kimyongur werden vrijgesproken over de hele lijn.
Ook al had de voorzitter van de rechtbank het publiek bezworen dat er geen enkele positieve of negatieve commentaar mocht geuit worden tijdens of na de voorlezing van het vonnis, barstte het publiek na de voorlezing uit in luid applaus. Met reden.
Tijdens dit proces zijn we getuige geweest van het verzet van een magistratuur van het « Oude Europa » zeg maar, tegen de Amerikaanse pletwals, die in de persoon van Federaal Procureur Delmulle en in naam van de strijd tegen de terreur, de vloer aanveegt met de elementaire rechten van betichten en die de oude rechtstaat met een breekijzer te lijf gaat. Het deed me denken aan een ander glorieus moment, toen België nog de moed had om nee te zeggen tegen de illegale Amerikaanse agressie tegen Irak.
Wat volgt zijn enkele frappante elementen uit dit proces en dit vonnis, die een hart onder de riem steken van iedereen die begaan is met het recht op politieke en sociale actie.
Geen uitzonderingsrechtbank.
Het Hof van Cassatie te Brussel had op 19 april 2007 alle vonnissen in het proces van de DHKP-C nietig verklaard en zijn nieuwe behandeling naar het Hof van Beroep in Antwerpen doorverwezen. Het Hoogste Gerechtshof van België reageerde hiermee tegen de onwettige aanduiding van antiterreurrechter Freddy Troch als hoofd van de rechtbank in Gent, die het beroep van de beklaagden moest behandelen. Een aanduiding, die de duidelijke bedoeling had om een partijdig vonnis in het voordeel van federaal procureur Delmulle af te dwingen.
Het Hof van Beroep in Antwerpen ging verder op de lijn aangegeven door het Hof van Cassatie: « ..Uiteraard heeft elke democratische staat de taak en de plicht te waken over de bescherming van de instellingen en de individuen tegen welke vorm van terrorisme dan ook. Maar het is evident dat een rechtscollege bij de beoordeling van vermeende terroristische misdrijven dit zal doen met volledig respect voor de beginselen van de rechtstaat.. ». ( pg 42). Het Hof gaf Delmulle hiermee nogmaals een publieke waarschuwing om zijn idee van « speciale (uitzonderings)rechtbanken » in België maar beter definitief op te bergen. In Antwerpen zagen we dan ook een rechtbank aan het werk, die vasthield aan democratische principes, zoals daar zijn : de scheiding der machten, het waken over de bescherming van de persoonlijke vrijheden en rechten, het oordelen over het al dan niet individueel schuldig zijn van een beklaagde op basis van feiten, het recht op een eerlijk proces….
Op de eerste plaats ontdeed de Antwerpse rechtbank de rechtszaal en de zittingen van heel de antiterroristische enscenering en hysterie, die rechtszalen omtoveren tot verlengdes van gevangenissen en die beklaagden al op voorhand schuldig verklaren. Hier geen geketende beschuldigden, geen politiemannen met bivakmutsen in de rechtszaal, een vrijwel onbeperkte toegang van publiek en pers tot de zittingen en geen weigering van mensen met een T-shirt die de rechtbank of de politie niet aanstond. Hier geen dreiging om de moeder van Bahar uit de rechtszaal te verwijderen, hier werd niet ieder lid van het publiek behandeld als een potentiële terrorist, hier was er een mogelijkheid om op de trappen van het gerechtshof samen te komen en een toespraak te houden, hier geen opgelegde apartheid in de rechtszaal waarbij Turken verplicht aan de ene kant en anderen aan de andere kant moesten gaan zitten…. Men moet het hebben meegemaakt om het verschil in Antwerpen ten volle te kunnen smaken. Het was een bijna normaal proces : alleen de metaaldetectoren bleven overeind en de bezoekers moesten hun paspoort afgeven in ruil voor een plaats in de zaal. Binnenin waakte de rechtbank scrupuleus over zowel de rechten het het Openbaar Ministerie (OM) als van die van de verdediging en de beklaagden. Het Hof maakte er zich op het einde niet van af met een simpele vrijspraak, maar leverde een bijna 200 pagina’s tellend en uitermate gemotiveerd en overwogen vonnis af, waarvan de voorlezing de hele donderdag voor- en namiddag duurde.
Een scherpe veroordeling van het openbaar ministerie is nog geen (doods)bedreiging.
Om de onmiddellijke aanhouding en de uitzonderingsbehandeling van de « terroristen » te bekomen had Delmulle zich in de media meermaals voorgesteld als een doelwit van de DHKP-C en verklaard dat hij « doodsbedreigingen kreeg van de DHKP-C ». Het Antwerpse Hof maakt brandhout van die bewering : « Wat betreft de door het openbaar ministerie aangehaalde « bedreigingen van de Belgische magistratuur », stelt het Hof vast dat de stukken waarnaar het Openbaar Ministerie verwijst geenszins bedreigingen aan het adres van de magistratuur inhouden. Het gaat om communiqués…waarin in scherpe bewoordingen de houding van de Belgische justitie en vooral van het openbaar ministerie wordt veroordeeld. Als « bedreigingen » kunnen deze stukken evenwel niet geïnterpreteerd worden. » (pg 117)
Verzet is niet automatisch een verboden activiteit
In zijn Arrest weigert het Antwerpse Hof zich in te schrijven in de logica van de « terreurbestrijding », die tot nu toe algemeen aanvaard en onaantastbaar leek. Het geeft daarvoor ook een politieke verantwoording, die haaks staat op de anticommunistische tirade van het Hof van Beroep van Gent (zie Uitpers nr. 81, 8ste jg., december 2006).
Zo weigert het Hof de stelling van het OM te onderschrijven, dat zegt dat « verzet tegen de Staat nooit toegelaten zou zijn, zelfs als het gaat om een staat die op grove wijze de mensenrechten miskent… Er zijn uiteraard meer dan genoeg gevallen bekend waarin dergelijk verzet op algemene bijval onthaald wordt en niet alleen wordt goedgekeurd, maar zelfs wordt toegejuichd en bewonderd …» (pg 37). Verzet kan legitiem zijn en elk verzet is dus niet gelijk aan terrorisme. Dit Hof stelt dat het weigert zich uit te spreken of de organisatie die voor de rechtbank staat en die op een paar duizend kilometer van hier zijn activiteit uitoefent, legitiem actie voert of niet. Die vraag kan en wil het Hof niet beantwoorden. Het stelt dat het ook de mogelijkheid niet heeft om het (noodzakelijke) onderzoek daartoe te verrichten. En daaruit volgt een andere breuklijn met de huidige antiterreuraanpak.
« Een opname in de lijst van terroristische organisaties is niet bindend voor het Hof »
« Het hof van beroep te Antwerpen stelt vast dat het geen internationaal strafrecht is. Het heeft noch de bevoegdheden, noch de mogelijkheden van een dergelijke rechtbank. » en dus zal het hof « enkel feiten te onderzoeken die in het Rijk zijn gepleegd of die onderworpen zijn aan de bevoegdheid van een Belgische rechter »(pg 48). Volgt een zin die geschiedenis zal maken : « Het Hof is in geen geval gebonden door een beslissing van een buitenlands strafgerecht, noch door een buitenlandse administratieve beslissing, noch door een buitenlandse beslissing van de uitvoerende macht. Evenmin kan het opnemen door de Raad van Europa van DHKP-C in de lijst van terroristische groeperingen bindend zijn bij de veroordeling door het Hof. Hooguit kan de opname op de lijst van terroristische verenigingen de waarde hebben van een indicatie die samen met andere elementen in overweging zou kunnen genomen worden » (pg 48).
En dus zal het Hof het aangevoerde ‘bewijsmateriaal’ dat in overgrote mate bestaat uit informatie over de buitenlandse acties en de aard van DHKP-C in Duitsland, Nederland en Turkije niet in aanmerking nemen om verschillende redenen : « De burgerlijke partij gaat wel een opsomming geven van een groot aantal aanslagen in Turkije die zij toeschrijft aan de DHKP-C. Deze aanslagen situeren zich voor een groot gedeelte buiten de incriminatieperiode (periode van tenlastegelegde feiten voor de beklaagden). De beklaagden staan niet terecht voor deze aanslagen en uit geen enkel objectiveerbaar gegeven blijkt dat er enig verband is tussen de activiteiten van de beklaagden en de in Turkije gepleegde aanslagen ». (pg 139). « Men (het OM) gaat heel ver : er worden talloze stukken (uit Duitse en Nederlandse dossiers) geciteerd die zich situeren ruim buiten de incriminatieperiode en er worden al evenveel stukken aangehaald waarvan men zich onmiddellijk moet afvragen wat de beklaagden ermee te maken hebben of waarom het Openbaar Ministerie bepaalde elementen bezwarend acht. Zo haalt het openbaar ministerie als bezwarende elementen inzake Zerrin Sari haar optreden als advocaat aan. » (pg 144). Het is dus niet omdat men lid is van een organisatie dat men automatisch ook verantwoordelijk is en kan gestraft worden voor daden waarin men zelf geen enkel aandeel speelt.
Over het goedkeuren van geweld : « Het komt het Hof niet toe de denkwijze van de beklaagden te beoordelen ».
In de antiterreurwetgeving wordt « sympathie met een terreurgroep » zowat gelijkgesteld met het plegen van een « terroristische daad ».
Bij het begin van het proces in beroep had Delmulle nog een foto van Bahar in het dossier laten toevoegen, waarop deze te zien is met een bazooka op de schouder in een Palestijns vluchtelingenkamp in 2002. De foto was vergezeld van een getuigschrift van authenciteit (een begeleidende brief van het hoofd van de staatsveiligheid, de heer Winants, die de foto ter beschikking stelde aan de federaal procureur « voor eventueel nuttig gevolg ») en van een begeleidend commentaar van Delmulle dat stelde dat « deze foto goed de persoonlijkheid van Bahar Kimyongür typeert ». De foto werd een paar uur later vertoond op alle avondjournaals van de VRT, zonder wederwoord van Bahar of een advokaat. Het hof wijst dit soort praktijken radikaal van de hand en maakt een onderscheid tussen opinies en daden. Zo stelt het Hof vast dat Musa Asoglu « gewelddadige acties ..goedkeurt en noodzakelijk acht, dit op voorwaard dat geen "onschuldigen" er het slachtoffer van worden.. ». En ook : « Dat de beklaagden leden zijn van DHKP-C en dat ze het geweld dat een gedeelte van deze organisatie zeer zeker gebruikt, niet afkeuren, wel integendeel, staat vast en wordt door hen niet betwist… » (pg 147). Maar, vervolgt het Hof : « Men kan zich uiteraard vragen stellen bij het goedkeuren van geweld…. Deze veeleer ethische vragen zijn hier echter niet aan de orde. De sympahiserende houding van de beklaagden ten overstaan van geweld impliceert immers niet dat er noodzakelijkerwijze een band bestaat tussen de in België vervolgde beklaagden en de in het buitenland gepleegde misdrijven. » (pg. 120). Of nog : « Dat de beklaagden dit soort terroristische misdrijven niet afkeuren, wel integendeel, is duidelijk gebleken. Het behoort het Hof evenwel niet de denkwijze van de beklaagden te beoordelen. » (pg 159).
De vrijheid van meningsuiting beschermen.
Inzake de betichting tegen Musa Asoglu en Bahar Kimyongür dat ze leiders zijn van een « terroristische organisatie », citeert het Hof in zijn vonnis integraal artikel 141ter van het strafwetboek dat ondermeer stelt : « Geen enkele bepaling van terroristisch misdrijf kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of een belemmering beoogt van rechten en fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting… ». Welnu, zegt het Hof : « Uit het dossier is niet gebleken dat in de periode zoals voorzien in de tenlastelegging de beklaagden verder zouden gegaan zijn dan het uitoefenen van rechten waarvan door de wet zelf bepaald wordt dat zij in geen geval mogen worden beperkt of belemmerd. » (pg 159). Zo is een persconferentie organiseren of een perscommuniqué vertalen en verspreiden geen bewijs van betrokkenheid bij een aanslag, en kan « het interview (voor RTL naar aanleiding van een verkeerd afgelopen bomaanslag in Istanbul op 24 juni 2004) van de beklaagde Bahar Kimyongür evenmin beschouwd worden als een opeising van wat dan ook. »(pg 157). Net zo min als « het uitgeven van tijdschriften en het organiseren van cursussen, het organiseren van jongerenkampen of het houden van een grote publieke bijeenkomst elementen zijn die …. kunnen gelden als aanwijzing van het bestaan of vormen van een vereniging van misdadigers » (pg 117, 118). Over het internationaal aspect van de zaak kan en wil de rechtbank niet oordelen. Wat haar interesseert zijn de feiten, die ten laste kunnen gelegd worden van de beklaagden, en waaruit ze, na onderzoek, volgende conclusie trekt : « Uit geen enkel objectief element van het onderzoek is gebleken dat de beklaagden ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in Turkije… of ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in België » (pg 146) « Het onderzoek heeft de beklaagden niet in verband gebracht noch met een misdrijf, noch met het voornemen om een misdrijf te plegen, noch in Turkije, noch in enig ander Europees land, noch in België » (pg 148).
Epiloog.
Dat Delmulle in Cassatie zou gaan na de uitspraak in Antwerpen lag in de lijn van de verwachtingen. Na de mislukte en illegale poging tot uitlevering van Bahar Kimyongür aan Turkije via Nederland, na het arrest van het Hof van Cassatie in Brussel en na dit vonnis heeft hij weinig andere keuze. Maar zijn mogelijkheden om Cassatie te bekomen lijken uiterst miniem. Daarom kondigde hij in de Standaard al aan dat hij om nieuwe antiterreurwetten zal vragen als het Hof van Cassatie hem niet volgt : « Het is dan eventueel aan de wetgever om uit te maken of onze manoeuvreerruimte in de strijd tegen terreur voldoende groot is, rekening houdend met de internationale context. » (Delmulle in De Standaard 21 februari 2008).
http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1947
korte versie op http://www.burojansen.nl/artikelen_item.php?id=383
Ook al had de voorzitter van de rechtbank het publiek bezworen dat er geen enkele positieve of negatieve commentaar mocht geuit worden tijdens of na de voorlezing van het vonnis, barstte het publiek na de voorlezing uit in luid applaus. Met reden.
Tijdens dit proces zijn we getuige geweest van het verzet van een magistratuur van het « Oude Europa » zeg maar, tegen de Amerikaanse pletwals, die in de persoon van Federaal Procureur Delmulle en in naam van de strijd tegen de terreur, de vloer aanveegt met de elementaire rechten van betichten en die de oude rechtstaat met een breekijzer te lijf gaat. Het deed me denken aan een ander glorieus moment, toen België nog de moed had om nee te zeggen tegen de illegale Amerikaanse agressie tegen Irak.
Wat volgt zijn enkele frappante elementen uit dit proces en dit vonnis, die een hart onder de riem steken van iedereen die begaan is met het recht op politieke en sociale actie.
Geen uitzonderingsrechtbank.
Het Hof van Cassatie te Brussel had op 19 april 2007 alle vonnissen in het proces van de DHKP-C nietig verklaard en zijn nieuwe behandeling naar het Hof van Beroep in Antwerpen doorverwezen. Het Hoogste Gerechtshof van België reageerde hiermee tegen de onwettige aanduiding van antiterreurrechter Freddy Troch als hoofd van de rechtbank in Gent, die het beroep van de beklaagden moest behandelen. Een aanduiding, die de duidelijke bedoeling had om een partijdig vonnis in het voordeel van federaal procureur Delmulle af te dwingen.
Het Hof van Beroep in Antwerpen ging verder op de lijn aangegeven door het Hof van Cassatie: « ..Uiteraard heeft elke democratische staat de taak en de plicht te waken over de bescherming van de instellingen en de individuen tegen welke vorm van terrorisme dan ook. Maar het is evident dat een rechtscollege bij de beoordeling van vermeende terroristische misdrijven dit zal doen met volledig respect voor de beginselen van de rechtstaat.. ». ( pg 42). Het Hof gaf Delmulle hiermee nogmaals een publieke waarschuwing om zijn idee van « speciale (uitzonderings)rechtbanken » in België maar beter definitief op te bergen. In Antwerpen zagen we dan ook een rechtbank aan het werk, die vasthield aan democratische principes, zoals daar zijn : de scheiding der machten, het waken over de bescherming van de persoonlijke vrijheden en rechten, het oordelen over het al dan niet individueel schuldig zijn van een beklaagde op basis van feiten, het recht op een eerlijk proces….
Op de eerste plaats ontdeed de Antwerpse rechtbank de rechtszaal en de zittingen van heel de antiterroristische enscenering en hysterie, die rechtszalen omtoveren tot verlengdes van gevangenissen en die beklaagden al op voorhand schuldig verklaren. Hier geen geketende beschuldigden, geen politiemannen met bivakmutsen in de rechtszaal, een vrijwel onbeperkte toegang van publiek en pers tot de zittingen en geen weigering van mensen met een T-shirt die de rechtbank of de politie niet aanstond. Hier geen dreiging om de moeder van Bahar uit de rechtszaal te verwijderen, hier werd niet ieder lid van het publiek behandeld als een potentiële terrorist, hier was er een mogelijkheid om op de trappen van het gerechtshof samen te komen en een toespraak te houden, hier geen opgelegde apartheid in de rechtszaal waarbij Turken verplicht aan de ene kant en anderen aan de andere kant moesten gaan zitten…. Men moet het hebben meegemaakt om het verschil in Antwerpen ten volle te kunnen smaken. Het was een bijna normaal proces : alleen de metaaldetectoren bleven overeind en de bezoekers moesten hun paspoort afgeven in ruil voor een plaats in de zaal. Binnenin waakte de rechtbank scrupuleus over zowel de rechten het het Openbaar Ministerie (OM) als van die van de verdediging en de beklaagden. Het Hof maakte er zich op het einde niet van af met een simpele vrijspraak, maar leverde een bijna 200 pagina’s tellend en uitermate gemotiveerd en overwogen vonnis af, waarvan de voorlezing de hele donderdag voor- en namiddag duurde.
Een scherpe veroordeling van het openbaar ministerie is nog geen (doods)bedreiging.
Om de onmiddellijke aanhouding en de uitzonderingsbehandeling van de « terroristen » te bekomen had Delmulle zich in de media meermaals voorgesteld als een doelwit van de DHKP-C en verklaard dat hij « doodsbedreigingen kreeg van de DHKP-C ». Het Antwerpse Hof maakt brandhout van die bewering : « Wat betreft de door het openbaar ministerie aangehaalde « bedreigingen van de Belgische magistratuur », stelt het Hof vast dat de stukken waarnaar het Openbaar Ministerie verwijst geenszins bedreigingen aan het adres van de magistratuur inhouden. Het gaat om communiqués…waarin in scherpe bewoordingen de houding van de Belgische justitie en vooral van het openbaar ministerie wordt veroordeeld. Als « bedreigingen » kunnen deze stukken evenwel niet geïnterpreteerd worden. » (pg 117)
Verzet is niet automatisch een verboden activiteit
In zijn Arrest weigert het Antwerpse Hof zich in te schrijven in de logica van de « terreurbestrijding », die tot nu toe algemeen aanvaard en onaantastbaar leek. Het geeft daarvoor ook een politieke verantwoording, die haaks staat op de anticommunistische tirade van het Hof van Beroep van Gent (zie Uitpers nr. 81, 8ste jg., december 2006).
Zo weigert het Hof de stelling van het OM te onderschrijven, dat zegt dat « verzet tegen de Staat nooit toegelaten zou zijn, zelfs als het gaat om een staat die op grove wijze de mensenrechten miskent… Er zijn uiteraard meer dan genoeg gevallen bekend waarin dergelijk verzet op algemene bijval onthaald wordt en niet alleen wordt goedgekeurd, maar zelfs wordt toegejuichd en bewonderd …» (pg 37). Verzet kan legitiem zijn en elk verzet is dus niet gelijk aan terrorisme. Dit Hof stelt dat het weigert zich uit te spreken of de organisatie die voor de rechtbank staat en die op een paar duizend kilometer van hier zijn activiteit uitoefent, legitiem actie voert of niet. Die vraag kan en wil het Hof niet beantwoorden. Het stelt dat het ook de mogelijkheid niet heeft om het (noodzakelijke) onderzoek daartoe te verrichten. En daaruit volgt een andere breuklijn met de huidige antiterreuraanpak.
« Een opname in de lijst van terroristische organisaties is niet bindend voor het Hof »
« Het hof van beroep te Antwerpen stelt vast dat het geen internationaal strafrecht is. Het heeft noch de bevoegdheden, noch de mogelijkheden van een dergelijke rechtbank. » en dus zal het hof « enkel feiten te onderzoeken die in het Rijk zijn gepleegd of die onderworpen zijn aan de bevoegdheid van een Belgische rechter »(pg 48). Volgt een zin die geschiedenis zal maken : « Het Hof is in geen geval gebonden door een beslissing van een buitenlands strafgerecht, noch door een buitenlandse administratieve beslissing, noch door een buitenlandse beslissing van de uitvoerende macht. Evenmin kan het opnemen door de Raad van Europa van DHKP-C in de lijst van terroristische groeperingen bindend zijn bij de veroordeling door het Hof. Hooguit kan de opname op de lijst van terroristische verenigingen de waarde hebben van een indicatie die samen met andere elementen in overweging zou kunnen genomen worden » (pg 48).
En dus zal het Hof het aangevoerde ‘bewijsmateriaal’ dat in overgrote mate bestaat uit informatie over de buitenlandse acties en de aard van DHKP-C in Duitsland, Nederland en Turkije niet in aanmerking nemen om verschillende redenen : « De burgerlijke partij gaat wel een opsomming geven van een groot aantal aanslagen in Turkije die zij toeschrijft aan de DHKP-C. Deze aanslagen situeren zich voor een groot gedeelte buiten de incriminatieperiode (periode van tenlastegelegde feiten voor de beklaagden). De beklaagden staan niet terecht voor deze aanslagen en uit geen enkel objectiveerbaar gegeven blijkt dat er enig verband is tussen de activiteiten van de beklaagden en de in Turkije gepleegde aanslagen ». (pg 139). « Men (het OM) gaat heel ver : er worden talloze stukken (uit Duitse en Nederlandse dossiers) geciteerd die zich situeren ruim buiten de incriminatieperiode en er worden al evenveel stukken aangehaald waarvan men zich onmiddellijk moet afvragen wat de beklaagden ermee te maken hebben of waarom het Openbaar Ministerie bepaalde elementen bezwarend acht. Zo haalt het openbaar ministerie als bezwarende elementen inzake Zerrin Sari haar optreden als advocaat aan. » (pg 144). Het is dus niet omdat men lid is van een organisatie dat men automatisch ook verantwoordelijk is en kan gestraft worden voor daden waarin men zelf geen enkel aandeel speelt.
Over het goedkeuren van geweld : « Het komt het Hof niet toe de denkwijze van de beklaagden te beoordelen ».
In de antiterreurwetgeving wordt « sympathie met een terreurgroep » zowat gelijkgesteld met het plegen van een « terroristische daad ».
Bij het begin van het proces in beroep had Delmulle nog een foto van Bahar in het dossier laten toevoegen, waarop deze te zien is met een bazooka op de schouder in een Palestijns vluchtelingenkamp in 2002. De foto was vergezeld van een getuigschrift van authenciteit (een begeleidende brief van het hoofd van de staatsveiligheid, de heer Winants, die de foto ter beschikking stelde aan de federaal procureur « voor eventueel nuttig gevolg ») en van een begeleidend commentaar van Delmulle dat stelde dat « deze foto goed de persoonlijkheid van Bahar Kimyongür typeert ». De foto werd een paar uur later vertoond op alle avondjournaals van de VRT, zonder wederwoord van Bahar of een advokaat. Het hof wijst dit soort praktijken radikaal van de hand en maakt een onderscheid tussen opinies en daden. Zo stelt het Hof vast dat Musa Asoglu « gewelddadige acties ..goedkeurt en noodzakelijk acht, dit op voorwaard dat geen "onschuldigen" er het slachtoffer van worden.. ». En ook : « Dat de beklaagden leden zijn van DHKP-C en dat ze het geweld dat een gedeelte van deze organisatie zeer zeker gebruikt, niet afkeuren, wel integendeel, staat vast en wordt door hen niet betwist… » (pg 147). Maar, vervolgt het Hof : « Men kan zich uiteraard vragen stellen bij het goedkeuren van geweld…. Deze veeleer ethische vragen zijn hier echter niet aan de orde. De sympahiserende houding van de beklaagden ten overstaan van geweld impliceert immers niet dat er noodzakelijkerwijze een band bestaat tussen de in België vervolgde beklaagden en de in het buitenland gepleegde misdrijven. » (pg. 120). Of nog : « Dat de beklaagden dit soort terroristische misdrijven niet afkeuren, wel integendeel, is duidelijk gebleken. Het behoort het Hof evenwel niet de denkwijze van de beklaagden te beoordelen. » (pg 159).
De vrijheid van meningsuiting beschermen.
Inzake de betichting tegen Musa Asoglu en Bahar Kimyongür dat ze leiders zijn van een « terroristische organisatie », citeert het Hof in zijn vonnis integraal artikel 141ter van het strafwetboek dat ondermeer stelt : « Geen enkele bepaling van terroristisch misdrijf kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of een belemmering beoogt van rechten en fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting… ». Welnu, zegt het Hof : « Uit het dossier is niet gebleken dat in de periode zoals voorzien in de tenlastelegging de beklaagden verder zouden gegaan zijn dan het uitoefenen van rechten waarvan door de wet zelf bepaald wordt dat zij in geen geval mogen worden beperkt of belemmerd. » (pg 159). Zo is een persconferentie organiseren of een perscommuniqué vertalen en verspreiden geen bewijs van betrokkenheid bij een aanslag, en kan « het interview (voor RTL naar aanleiding van een verkeerd afgelopen bomaanslag in Istanbul op 24 juni 2004) van de beklaagde Bahar Kimyongür evenmin beschouwd worden als een opeising van wat dan ook. »(pg 157). Net zo min als « het uitgeven van tijdschriften en het organiseren van cursussen, het organiseren van jongerenkampen of het houden van een grote publieke bijeenkomst elementen zijn die …. kunnen gelden als aanwijzing van het bestaan of vormen van een vereniging van misdadigers » (pg 117, 118). Over het internationaal aspect van de zaak kan en wil de rechtbank niet oordelen. Wat haar interesseert zijn de feiten, die ten laste kunnen gelegd worden van de beklaagden, en waaruit ze, na onderzoek, volgende conclusie trekt : « Uit geen enkel objectief element van het onderzoek is gebleken dat de beklaagden ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in Turkije… of ooit de bedoeling gehad hebben aanslagen te plegen in België » (pg 146) « Het onderzoek heeft de beklaagden niet in verband gebracht noch met een misdrijf, noch met het voornemen om een misdrijf te plegen, noch in Turkije, noch in enig ander Europees land, noch in België » (pg 148).
Epiloog.
Dat Delmulle in Cassatie zou gaan na de uitspraak in Antwerpen lag in de lijn van de verwachtingen. Na de mislukte en illegale poging tot uitlevering van Bahar Kimyongür aan Turkije via Nederland, na het arrest van het Hof van Cassatie in Brussel en na dit vonnis heeft hij weinig andere keuze. Maar zijn mogelijkheden om Cassatie te bekomen lijken uiterst miniem. Daarom kondigde hij in de Standaard al aan dat hij om nieuwe antiterreurwetten zal vragen als het Hof van Cassatie hem niet volgt : « Het is dan eventueel aan de wetgever om uit te maken of onze manoeuvreerruimte in de strijd tegen terreur voldoende groot is, rekening houdend met de internationale context. » (Delmulle in De Standaard 21 februari 2008).
http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1947
korte versie op http://www.burojansen.nl/artikelen_item.php?id=383
Commentaires