Het proces in beroep tegen het kamikazenetwerk voor Irak : de verloren eer van de Belgische democraten
Ik heb me altijd ongemakkelijk gevoeld bij mensen die moord en brand schreeuwen over concentratiekampen vroeger en elders, en die tegelijk de ogen afwenden als het erom gaat voor eigen deur te vegen.
Natuurlijk is Guantanamo ver van ons bed.
Maar ook bij ons sijpelen opvattingen en praktijken binnen, die daar hun inspiratie vinden. Zo zal de Belg Bilal Soughir (34) op maandag 21 april « Guantanamogewijs » uit de gevangenis naar het Brusselse Hof van Beroep worden overgebracht. Met een zwarte kap over het hoofd, met een soort lassersbril die hem het zicht belet, geketend aan een gordel rond zijn middel en aan de voeten. Van de twee en een half jaar die hij al in de cel zit bracht hij liefst 18 maanden in « strikt regime » door. Bilal Soughir heeft geen oude mensen beroofd of kinderen ontvoerd. Hij heeft geen gewapende overvallen of aanslagen beraamd of gepleegd. Hij verschijnt voor rechtbanken, zowel in eerste aanleg als in beroep, die zich specialiseren in antiterrorisme. Op basis van de antiterroristenwetgeving kreeg hij begin dit jaar de maximumstraf van 10 jaar. In 2004 zou hij 4 mensen hebben gerecruteerd om in Irak tegen de Amerikanen te gaan vechten. Iets wat hij ontkent. Onder die vier bevindt zich zijn vriend Issam Goris en diens vrouw Muriel Degauque, die om het leven zouden zijn gekomen als « kamikazes ». Muriel zou omgekomen zijn bij een aanslag tegen een Amerikaans militair konvooi op 9 november 2005. Haar man werd de dag daarop doodgeschoten door Amerikaanse soldaten. Over heel dit gebeuren is er alleen de versie van het FBI en het Amerikaanse leger. Elk bijkomend onderzoek dat door de verdediging op dit proces werd gevraagd is afgewezen.
Persoonlijk zal ik elke jongere afraden om naar Irak te gaan vechten, maar het debat over zin of waanzin om te gaan vechten in Irak is hier niet aan de orde.
Waar het over gaat is een politiek klimaat, dat veertig jaar na Mei 68, onherkenbaar veranderd is. Met name bij de progressieven in dit land, en in de vredesbeweging in het bijzonder, die, zonder dat ze de opinies van Soughir en de andere betichten hoeven te delen, hen vandaag zelfs een minimale steun en solidariteit ontzeggen.
Het was ooit anders.
In de jaren 60, 70 en 80 sloten jonge Belgische intellectuelen zich aan bij verschillende guerrillalegers in Zuid-Amerika. Dokters als Michaël De Witte en Rita vanobberghen, een priester als Roger Ponseele, een germaniste als Karin Lievens… besloten, in naam van de armen en de onderdrukten, de kant te kiezen van het FMLN, het gewapend verzet in El Salvador. De strijd daar zou 12 jaar duren en kostte het leven aan zo’n 70.000 Salvadorianen. Rita vanobberghen werd er levensgevaarlijk gewond en Michaël Dewitte sneuvelde er in het verzet op 8 februari 1987. Priester arbeider Frans Wuytack trok in 1973 naar Venezuela, illegaal en met een vals paspoort, want hij was vroeger al het land uitgezet, en sloot zich aan bij de guerrilla van Douglas Bravo. Over hun engagement werden films gemaakt en boeken uitgegeven. Zo zijn er de documentaires « Roger Ponseele, priester/guerillero » (1990) en "Vlaamse guerrillero’s" (uitgezonden op VRT/Canvas in 2002). Er zijn de boeken « Dagboek uit El Salvador » van Michaël De Witte en « Persona non grata » over Frans Wuytack. Er is een Stichting Michaël De Witte in het leven geroepen (http://www.michaeldewitte.be/), die vorig jaar, op 1 maart , de twintigste verjaardag van zijn dood herdacht samen met organisaties als FOS (Socialistische Solidariteit), 11.11.11, Oxfam en anderen.
Al die Belgische vrijwilligers volgden het spoor van Che Guévara, de populaire Argentijns-Cubaanse arts die na Cuba, ook in Congo en Bolivië illegale guérrillaexpedities op touw zette. Hij had de bedoeling wereldwijd meerdere « Vietnams te scheppen » om zo de verzetsstrijd tegen de Amerikanen in Vietnam te steunen. Tot de Amerikanen hem, op 9 oktober 1967, zouden doen executeren.
De relatieve goedwillendheid, de tolerantie en zelfs bewondering voor het engagement van de jonge strijders uit de jaren 60, 70 en 80 heeft anno 2008 plaatsgemaakt voor wantrouwen en stilte op alle banken.
Wij horen het niet graag, maar de wereldwijde veroordeling van de illegitieme oorlog tegen Irak heeft die oorlog op geen enkele manier gestopt. Meer : de Amerikanen zijn er na vijf jaar oorlog in geslaagd om de wereld de bezetting van Irak te doen aanvaarden als een voldongen feit en de oorlog voor te stellen als een conflict tussen religieuze barbaren en de beschaving. Ze zijn erin geslaagd om in ons hoofd elk ‘verzet’ te gaan gelijkstellen met ‘terreur’, en ‘Islam’ als ‘de godsdienst van de terreur’. Wat maakt dat wij ons niet meer kunnen voorstellen dat de mensen die vandaag voor de rechtbank staan voor hulp aan het verzet in Irak, zouden getuigen van een identiek idealisme als dat van hen die vroeger naar El Salvador trokken.
Als we bereid zijn te kijken, dan is de band tussen El Salvador en Irak nochtans manifest.
De man die in 2004 in Irak de dienst uitmaakte als Amerikaanse ambassadeur was John Negroponte. Tussen 1981 en 1985 was hij ambassadeur in Honduras, het buurland van El Salvador. In 1994 beschuldigde de Commissie voor de Mensenrechten van Honduras hem van ernstige schending van de mensenrechten, waaronder de foltering en verdwijning van tenminste 184 politieke activisten. In 1996 verklaarde een onderzoekscommissie naar de rol van de VS in Honduras dat Hondurese doodseskaders, die onder zijn supervisie stonden, « duizenden vermoedelijke sympathisanten van het linkse verzet hadden ontvoerd, gefolterd en vermoord. » Negroponte werd in Irak geassisteerd door kolonel James Steele die in 1984-86 aan het hoofd stond van de VS militairen in El Salvador. Op 8 januari 2005 citeert Newsweek magazine Donald Rumsfeld, de toenmalige VS minister van defensie, die het gebruik van de "Salvador Option" voor Irak ter sprake bracht. Newsweek beschreef die Salvador Option uit de Reaganperiode als volgt: « Toen ondersteunde of richtte de VS regering zelf « nationalistische » krachten op, die beschikten over zogenaamde doodseskaders om rebellenleiders en hun sympathisanten op te jagen en te vermoorden… Veel VS conservatieven beschouwen deze politiek als een succes.. » Na de mislukking van de Operation Phantom Fury, zoals het beleg van Fallujah in november 2004 werd genoemd, kozen de Amerikanen in Irak voor de ‘Salvadoriaanse manier’. Tientallen Sunni verzetsleiders werden in de maanden die volgden omgebracht door doodseskaders.
De Amerikanen getuigen van meer ‘continuiteit’ dan wij als het gaat om El Salvador en Irak.
Wat ons tegenhoudt om solidair te zijn is het religieus aspect bij de vrijwilligers voor Irak. Maar peilden wij vroeger naar de religiositeit van de verzetsstrijders ? Waarom konden we wél appreciëren en begrijpen dat Belgische vrijwilligers 30 jaar geleden de weg volgden van de katholieke priester socioloog Camillo Torres, naar wie we nu nog altijd een studentenresidentie (http://www.camilotorres.be)/)in Leuven noemen ? Torres sloot zich na zijn studies aan de Katholieke Universiteit van Leuven aan bij de ELN guerrilla in Columbië en sneuvelde daar op 15 juli 1966.
Of is het het woord ‘kamikaze’ dat ons afschrikt ? Sinds 9/11 doet dit woord ons onvermijdelijk denken aan de moord op onschuldige burgers in New York, Bagdad, Madrid en Londen. Maar de betichten op het proces in Brussel wordt geen enkel plan of aanval tegen onschuldige burgers ten laste gelegd. Dat de vrijwilligers voor Irak desnoods bereid waren hun leven te offeren in een militaire actie is een andere zaak. Maar dit is opnieuw niet verschillend van de filosofie van de guerillero’s die vroeger op onze steun konden rekenen. Che Guevara schreef : « … Sterven onder de vlag van Vietnam, Venezuela, Guatemala, Bolivia, Brazilië zal even glorieus en wenselijk zijn voor een Latijns-Amerikaan, een Aziaat, een Afrikaan en zelfs voor een Europeaan. » In zijn spoor schreef Michaël De Witte in zijn dagboek : "…Ik weet dat ik volledig gerekruteerd ben door de anti-imperialistische strijd (…) en daarom ook weet ik dat ik jong zal sterven, want wie op zo’n manier strijdt, is geen lang leven beschoren." En Roger Ponseele : "Om met de guerrilla te leven moet je tegen een stootje kunnen… Je moet zelfs bereid zijn je leven te geven."
Dit proces van het ‘kamikazenetwerk’ voor Irak is voor alle democraten, en voor de vredesbeweging in het bijzonder, de gelegenheid om de hand uit te steken naar deze betichten. Een gelegenheid om aan de politieke verantwoordelijken en magistraten te zeggen : indien de wereld erin geslaagd was om deze onrechtvaardige oorlog te stoppen, dan zou dit proces er nooit zijn gekomen.
Natuurlijk is Guantanamo ver van ons bed.
Maar ook bij ons sijpelen opvattingen en praktijken binnen, die daar hun inspiratie vinden. Zo zal de Belg Bilal Soughir (34) op maandag 21 april « Guantanamogewijs » uit de gevangenis naar het Brusselse Hof van Beroep worden overgebracht. Met een zwarte kap over het hoofd, met een soort lassersbril die hem het zicht belet, geketend aan een gordel rond zijn middel en aan de voeten. Van de twee en een half jaar die hij al in de cel zit bracht hij liefst 18 maanden in « strikt regime » door. Bilal Soughir heeft geen oude mensen beroofd of kinderen ontvoerd. Hij heeft geen gewapende overvallen of aanslagen beraamd of gepleegd. Hij verschijnt voor rechtbanken, zowel in eerste aanleg als in beroep, die zich specialiseren in antiterrorisme. Op basis van de antiterroristenwetgeving kreeg hij begin dit jaar de maximumstraf van 10 jaar. In 2004 zou hij 4 mensen hebben gerecruteerd om in Irak tegen de Amerikanen te gaan vechten. Iets wat hij ontkent. Onder die vier bevindt zich zijn vriend Issam Goris en diens vrouw Muriel Degauque, die om het leven zouden zijn gekomen als « kamikazes ». Muriel zou omgekomen zijn bij een aanslag tegen een Amerikaans militair konvooi op 9 november 2005. Haar man werd de dag daarop doodgeschoten door Amerikaanse soldaten. Over heel dit gebeuren is er alleen de versie van het FBI en het Amerikaanse leger. Elk bijkomend onderzoek dat door de verdediging op dit proces werd gevraagd is afgewezen.
Persoonlijk zal ik elke jongere afraden om naar Irak te gaan vechten, maar het debat over zin of waanzin om te gaan vechten in Irak is hier niet aan de orde.
Waar het over gaat is een politiek klimaat, dat veertig jaar na Mei 68, onherkenbaar veranderd is. Met name bij de progressieven in dit land, en in de vredesbeweging in het bijzonder, die, zonder dat ze de opinies van Soughir en de andere betichten hoeven te delen, hen vandaag zelfs een minimale steun en solidariteit ontzeggen.
Het was ooit anders.
In de jaren 60, 70 en 80 sloten jonge Belgische intellectuelen zich aan bij verschillende guerrillalegers in Zuid-Amerika. Dokters als Michaël De Witte en Rita vanobberghen, een priester als Roger Ponseele, een germaniste als Karin Lievens… besloten, in naam van de armen en de onderdrukten, de kant te kiezen van het FMLN, het gewapend verzet in El Salvador. De strijd daar zou 12 jaar duren en kostte het leven aan zo’n 70.000 Salvadorianen. Rita vanobberghen werd er levensgevaarlijk gewond en Michaël Dewitte sneuvelde er in het verzet op 8 februari 1987. Priester arbeider Frans Wuytack trok in 1973 naar Venezuela, illegaal en met een vals paspoort, want hij was vroeger al het land uitgezet, en sloot zich aan bij de guerrilla van Douglas Bravo. Over hun engagement werden films gemaakt en boeken uitgegeven. Zo zijn er de documentaires « Roger Ponseele, priester/guerillero » (1990) en "Vlaamse guerrillero’s" (uitgezonden op VRT/Canvas in 2002). Er zijn de boeken « Dagboek uit El Salvador » van Michaël De Witte en « Persona non grata » over Frans Wuytack. Er is een Stichting Michaël De Witte in het leven geroepen (http://www.michaeldewitte.be/), die vorig jaar, op 1 maart , de twintigste verjaardag van zijn dood herdacht samen met organisaties als FOS (Socialistische Solidariteit), 11.11.11, Oxfam en anderen.
Al die Belgische vrijwilligers volgden het spoor van Che Guévara, de populaire Argentijns-Cubaanse arts die na Cuba, ook in Congo en Bolivië illegale guérrillaexpedities op touw zette. Hij had de bedoeling wereldwijd meerdere « Vietnams te scheppen » om zo de verzetsstrijd tegen de Amerikanen in Vietnam te steunen. Tot de Amerikanen hem, op 9 oktober 1967, zouden doen executeren.
De relatieve goedwillendheid, de tolerantie en zelfs bewondering voor het engagement van de jonge strijders uit de jaren 60, 70 en 80 heeft anno 2008 plaatsgemaakt voor wantrouwen en stilte op alle banken.
Wij horen het niet graag, maar de wereldwijde veroordeling van de illegitieme oorlog tegen Irak heeft die oorlog op geen enkele manier gestopt. Meer : de Amerikanen zijn er na vijf jaar oorlog in geslaagd om de wereld de bezetting van Irak te doen aanvaarden als een voldongen feit en de oorlog voor te stellen als een conflict tussen religieuze barbaren en de beschaving. Ze zijn erin geslaagd om in ons hoofd elk ‘verzet’ te gaan gelijkstellen met ‘terreur’, en ‘Islam’ als ‘de godsdienst van de terreur’. Wat maakt dat wij ons niet meer kunnen voorstellen dat de mensen die vandaag voor de rechtbank staan voor hulp aan het verzet in Irak, zouden getuigen van een identiek idealisme als dat van hen die vroeger naar El Salvador trokken.
Als we bereid zijn te kijken, dan is de band tussen El Salvador en Irak nochtans manifest.
De man die in 2004 in Irak de dienst uitmaakte als Amerikaanse ambassadeur was John Negroponte. Tussen 1981 en 1985 was hij ambassadeur in Honduras, het buurland van El Salvador. In 1994 beschuldigde de Commissie voor de Mensenrechten van Honduras hem van ernstige schending van de mensenrechten, waaronder de foltering en verdwijning van tenminste 184 politieke activisten. In 1996 verklaarde een onderzoekscommissie naar de rol van de VS in Honduras dat Hondurese doodseskaders, die onder zijn supervisie stonden, « duizenden vermoedelijke sympathisanten van het linkse verzet hadden ontvoerd, gefolterd en vermoord. » Negroponte werd in Irak geassisteerd door kolonel James Steele die in 1984-86 aan het hoofd stond van de VS militairen in El Salvador. Op 8 januari 2005 citeert Newsweek magazine Donald Rumsfeld, de toenmalige VS minister van defensie, die het gebruik van de "Salvador Option" voor Irak ter sprake bracht. Newsweek beschreef die Salvador Option uit de Reaganperiode als volgt: « Toen ondersteunde of richtte de VS regering zelf « nationalistische » krachten op, die beschikten over zogenaamde doodseskaders om rebellenleiders en hun sympathisanten op te jagen en te vermoorden… Veel VS conservatieven beschouwen deze politiek als een succes.. » Na de mislukking van de Operation Phantom Fury, zoals het beleg van Fallujah in november 2004 werd genoemd, kozen de Amerikanen in Irak voor de ‘Salvadoriaanse manier’. Tientallen Sunni verzetsleiders werden in de maanden die volgden omgebracht door doodseskaders.
De Amerikanen getuigen van meer ‘continuiteit’ dan wij als het gaat om El Salvador en Irak.
Wat ons tegenhoudt om solidair te zijn is het religieus aspect bij de vrijwilligers voor Irak. Maar peilden wij vroeger naar de religiositeit van de verzetsstrijders ? Waarom konden we wél appreciëren en begrijpen dat Belgische vrijwilligers 30 jaar geleden de weg volgden van de katholieke priester socioloog Camillo Torres, naar wie we nu nog altijd een studentenresidentie (http://www.camilotorres.be)/)in Leuven noemen ? Torres sloot zich na zijn studies aan de Katholieke Universiteit van Leuven aan bij de ELN guerrilla in Columbië en sneuvelde daar op 15 juli 1966.
Of is het het woord ‘kamikaze’ dat ons afschrikt ? Sinds 9/11 doet dit woord ons onvermijdelijk denken aan de moord op onschuldige burgers in New York, Bagdad, Madrid en Londen. Maar de betichten op het proces in Brussel wordt geen enkel plan of aanval tegen onschuldige burgers ten laste gelegd. Dat de vrijwilligers voor Irak desnoods bereid waren hun leven te offeren in een militaire actie is een andere zaak. Maar dit is opnieuw niet verschillend van de filosofie van de guerillero’s die vroeger op onze steun konden rekenen. Che Guevara schreef : « … Sterven onder de vlag van Vietnam, Venezuela, Guatemala, Bolivia, Brazilië zal even glorieus en wenselijk zijn voor een Latijns-Amerikaan, een Aziaat, een Afrikaan en zelfs voor een Europeaan. » In zijn spoor schreef Michaël De Witte in zijn dagboek : "…Ik weet dat ik volledig gerekruteerd ben door de anti-imperialistische strijd (…) en daarom ook weet ik dat ik jong zal sterven, want wie op zo’n manier strijdt, is geen lang leven beschoren." En Roger Ponseele : "Om met de guerrilla te leven moet je tegen een stootje kunnen… Je moet zelfs bereid zijn je leven te geven."
Dit proces van het ‘kamikazenetwerk’ voor Irak is voor alle democraten, en voor de vredesbeweging in het bijzonder, de gelegenheid om de hand uit te steken naar deze betichten. Een gelegenheid om aan de politieke verantwoordelijken en magistraten te zeggen : indien de wereld erin geslaagd was om deze onrechtvaardige oorlog te stoppen, dan zou dit proces er nooit zijn gekomen.
Commentaires