Was de vrijlating van Oussama Atar een pijnlijke vergissing ? Of moeten we de redenering omdraaien ?
Of Oussama Atar werkelijk “de luitenant van ISIS leider
Al Bagdadi” is geworden, zoals sommige media beweren, of hij het brein is
achter de aanslagen van 22 maart te Brussel, zal het onderzoek uitwijzen. Er
bestaat in dit land nog steeds rechtspraak en het principe : “presumed innocent, until proven guilty”.
Dit principe van “onschuldig, tot schuld bewezen is”, belet bepaalde
commentatoren niet om de campagne “Red het leven van Oussama Atar” uit 2010 nu al
indirect (mede)verantwoordelijk te maken voor de aanslagen in Brussel. Of om de
deelnemers aan die campagne op zijn minst van naïviteit te beschuldigen, en in
sommige gevallen van hen een mea culpa te eisen. Alain Destexhe (MR) eist een
onderzoek naar de verantwoordelijkheden. Het is gesneden brood voor al diegenen
die mensenrechtenactivisten en opposanten tegen oorlog en foltering, het
zwijgen willen opleggen.
Zelf was ik in Belfast afgelopen weekend voor de
herdenking van Bobby Sands en zijn 9 kameraden, die stierven in 1981 na een
hongerstaking, toen ik enkele telefoons en tweets en retweets ontving over mijn
verantwoordelijkheid in de “affaire Oussama Atar”. Of ik mijn excuses zou
aanbieden aan de slachtoffers van Zaventem en Maelbeek. Of ik niet begreep dat
mensen zeiden: we hadden die Oussama Atar daar beter laten zitten. Of ik
begreep dat mensen mij nu helemaal niet meer zo’n fijne mijnheer zouden vinden.
Waar het in deze discussie om draait, overstijgt de
“affaire Oussama Atar”. Het gaat erom of we denken dat meer oorlog, meer
meedogenloos optreden, meer slechte behandeling en foltering van gevangenen een
antwoord zijn op de terreuraanslagen die Europa treffen. Ik beweer dat we prcies
het tegenovergestelde moeten doen om uit de spiraal van geweld en lijden van
onschuldige slachtoffers te geraken. Ik zet hier enkele punten van antwoord op
een rij.
Toen ik een zestal jaar geleden met de familie van Oussama
Atar via sociale netwerken een campagne opzette om “het leven van Oussama Atar”
te redden, zat hij precies zes jaar in de hel van de Irakese gevangenissen. Hij
was 20 jaar oud, toen hij gearresteerd werd door de Amerikaanse
bezettingstroepen in Irak. Eerst werd hij, zonder dat hij beschikte over een
advocaat, door een Irakese rechtbank, tot levenslang veroordeeld. Niet voor
moord of voor het plegen van een aanslag, maar voor “voor het clandestien oversteken van de grens tussen Syrië en Irak en
het vervoegen van het verzet in Ramadi”. Die veroordeling was zelfs in Irak
zo grotesk, dat zijn straf eerst werd omgezet naar 25 jaar, daarna naar tien jaar
gevangenisstraf.
Van zijn 20 tot zijn 26 jaar was Oussama sociaal dood.
Hij kloeg niet. Hij ging letterlijk langzaam dood. Zijn familie zweeg. De Belgische
autoriteiten zeiden aan de familie dat ze niet konden tussenkomen in de Irakese
rechtspraak. Geen campagne in de media, zeiden ze, het zou zijn situatie alleen
maar verslechteren. De familie kreeg zelfs geen visa om Oussama te gaan
bezoeken. Oussama stond zelfs niet op de lijst van Belgische gevangenen in het
buitenland.
Het was stil tot er alarmerende berichten over zijn
gezondheidstoestand ons bereikten via het Rode Kruis. Oussama was ernstig ziek.
Hij had dringende medische hulp nodig. Wat we met de campagne “Red het leven
van Oussama Atar” eisten was NIET zijn vrijlating, zoals sommigen nu beweren.
We eisten dat België tussenkwam om een Belgische gevangene in Irak te
beschermen door hem medische hulp te bieden en door hem over te brengen naar
België waar, ik citeer uit de campagneteksten, hij “de rest van zijn straf zou kunnen uitzitten”. Dat lijkt mij, ook
vandaag, nog altijd volkomen legitiem.
Abu Ghraib prison
Ten tweede wil ik de redenering van diegenen die ons betichten
campagne gevoerd te hebben voor Oussama Atar, omdraaien. Indien Oussama Atar de
opsluiting in de Irakese gevangenissen niet had moeten doorstaan, indien hij door
België in die periode zou erkend zijn als een rechtmatige hulpverlener in
soennitisch gebied, of zelfs als legitiem verzetsman tegen de Amerikaanse
bezetting en tegen de Amerikaanse oorlog, die door iedereen, nu zelfs door Tony
Blair, als illegitiem wordt erkend, zou hij dan de weg zijn opgegaan, die hij
daarna heeft gevolgd? Iedereen kent de folterbeelden uit de Abou Ghraib gevangenis
uit 2004.
Rusafa prison BBCreportage
Iedereen kent de beelden van de BBC over de monsterlijke Roussafa
gevangenis uit 2008. Oussama is langs al die gevangenissen gepasseerd. Dat
Guantanamo en ook de Irakese gevangenissen de beste rekruteringsbasissen vormden
voor het terrorisme, wordt zelfs door Obama erkend. De Amerikaanse president probeert
nu al bijna een decennium Guantanamo te sluiten, maar slaagt daar maar niet in.
Tenslotte : hoe het uiteindelijk gekomen is tot zijn
uiteindelijke overbrenging en vrijlating, één jaar voor het einde van zijn
straf, is niemand van de solidariteitscampagne bekend. De onderhandelingen
tussen de Belgische, Amerikaanse en Irakese autoriteiten gebeurden in het
geheim. Wat er besproken werd, is onbekend. Blijkbaar was een van de
voorwaarden, dat er op geen enkele manier ruchtbaarheid mocht gegeven worden
aan zijn vrijlating. Dat Oussama geen recht had om te getuigen over de horror. Oussama
zijn geen woord. Ik zag hem een enkele keer terug op een actie voor politieke
gevangenen in Marokko. Ik vroeg de jonge man, vel over het been, of hij iets
wou zeggen. Hij knikte van nee. Hij mocht niet getuigen. Is ook die Belgische
diplomatieke aanpak niet de beste manier om iemand in de clandestiniteit te
duwen? Om haat en frustratie te kweken? Is het niet door iemand publieke
verantwoordelijkheid te geven, dat men een uitweg biedt en iemand verantwoordelijk
maakt voor zijn daden?
Terug naar Belfast. Ik nam er deel aan de Republikeinse
herdenkingsmars voor de hongerstakers van 1981. Ik had er gesprekken met
voormalige IRA strijders en gevangenen. Met Relatives for Justice, een
vereniging die zich inzet voor slachtoffers en nabestaanden van de oorlog tegen
de Britse bezetting van Noord-Ierland, die op 30 jaar tijd zo’n 3600
slachtoffers maakte. Eén ding is zeker : de harde politiek van Margret Tatcher,
die in 1981 Bobby Sands en zijn 9 kameraden liet sterven, stak de lont aan het
vuur van de gewelddadige strijd tot aan de Goede Vrijdagakkoorden 15 jaar
later.
Iets om over na te denken.
Commentaires